De eerste zonnepanelen

In 1839 ontdekte de Franse fysicus Antione César Becquerel het fotovoltaïsche effect, wat het begin is van de geschiedenis van de zonnepanelen. Hij ontdekte de basis voor de werking van zonnepanelen tijdens een experiment met een elektrolytische cel en ontdekte dat als zijn apparaat werd blootgesteld aan het licht, de hoeveelheid opgewekte elektriciteit steeg. In 1883 bouwde Charles Fritts de eerste zonnecel. Ze werd gevormd door lagen selenium te bedekken met een dun laagje goud.

Tussen 1883 en 1941 experimenteerden vele wetenschappers, uitvinders en zonnepanelenbedrijven met zonne-energie. Het was Albert Einstein die een thesis publiceerde over het foto-elektrische effect en die enkele jaren later de Nobelprijs voor de fysica kreeg voor zijn research. William Bailey vond de eerste zonnecollector uit met koperen spiralen in een geïsoleerde doos. In 1941 nam Russel Ohl, een Amerikaans uitvinder, een patent op de eerste zonnecel. In de jaren die daarop volgden, verbeterden andere wetenschappers die originele zonnecel waardoor de efficiëntie steeg van 4% naar 6%.

Zonnepanelen op grote schaal

Zonnepanelen werden voor het eerst op grote schaal gebruikt voor satellieten. Doordat de overheid het onderzoek naar zonne-energie steunde, slaagden de Verenigde Staten erin een zonnecel te produceren die tegen 1980 een efficiëntie had van 20% en tegen 2000 al een efficiëntie van 24%.

De eerste zonnepanelen werden gebruikt door NASA omdat het de beste manier was om elektriciteit op te wekken in de ruimte. Dat maakte ook dat de zonnepanelen ontzettend duur waren. Pas in de jaren ’70 steeg de vraag naar zonnepanelen en daalde de prijs ervan, als gevolg van een energiecrisis.

Terug naar Zonne energie
Gerelateerde artikelen